Anders leren & lesgeven

Hoe iemand prikkels/informatie verwerkt heeft een grote invloed op hoe diegene leert en wat daarvoor nodig is. Door verschillen in prikkelverwerking te begrijpen kun je ook verschillen in leerbehoeften beter begrijpen.
Verschillen in leerbehoeften

Met een leerbehoefte wordt een persoonlijke voorkeur met betrekking tot leren bedoeld. Dat wil zeggen: bij welke omstandigheden voel jij je veilig en leer je het beste? Ieder kind en iedere volwassene heeft zijn eigen voorkeuren bij het leren. Een aantal voorbeelden van leerbehoeften zijn:

  • Werktempo (hoog of laag)
  • Werkniveau (hoog of laag)
  • Werkvorm (klassikaal, in groepjes of alleen)
  • Volgorde van de lesstof (beginnen bij het begin of vanuit overzicht)
  • Omgevingsgeluid (veel of weinig auditieve prikkels)
  • Visuele omgeving (veel of weinig visuele prikkels)
  • Energetische omgeving (zittend, staand of in beweging)
  • Afwisseling tussen taken (veel of weinig)
  • Instructie- & feedbackvorm (mondeling, schriftelijk, visueel)
  • Feedbackmoment (direct na taak, op later tijdstip)
  • Eigen initiatief (veel structuur of veel vrijheid)

Als je autisme, AD(H)D en/of hoogbegaafdheid hebt liggen je voorkeuren vaker bij de uitersten. Vaak is onderwijs echter afgestemd op het midden: een gemiddeld werktempo, gemiddelde afwisseling tussen taken, een beperkt omgevingsgeluid, etc.

Bepaalde voorkeuren zijn relatief gemakkelijk aan te passen aan de individuele behoeften van een leerling die ‘gewoon anders’ is. Werkniveau is bijvoorbeeld aan te passen met plusmateriaal. Het is echter veel moeilijker om tegemoet te komen aan een leerling die een sterke voorkeur heeft om alles in groepjes te doen. Of om rekening te houden met een leerling die overal bij wil bewegen.


Gepersonaliseerd lesgeven of gepersonaliseerd leren
Gepersonaliseerd lesgeven aan een klas met 24 leerlingen is haast onmogelijk. Leerlingen kunnen wel gepersonaliseerd leren door, met ondersteuning van de leraar, rekening te houden met hun eigen leerbehoeften.
Gepersonaliseerd leren in de praktijk

Gepersonaliseerd leren is alleen mogelijk als leerlingen voldoende eigen verantwoordelijkheid krijgen en nemen bij de invulling van het onderwijs. Wanneer één persoon (de leraar) alle keuzes maakt binnen de les met betrekking tot werkvorm, tempo, niveau, etc., dan resulteert dat vaak in één werkvorm tegelijkertijd, in één niveau, één feedbackmoment en in één werktempo. Logischerwijs is dat dan afgestemd op een gemiddelde.

Het vereist een specifieke rol van de leraar om gepersonaliseerd leren binnen een klas te faciliteren. Idealiter stem je alle facetten van het onderwijs, van infrastructuur tot lesmateriaal, af op gepersonaliseerd leren en op de bijhorende rol van de leraar.

Kunskapskolan is een Zweeds onderwijs model waarin dit in hoge mate wordt nagestreefd. Ook op veel reguliere scholen is men bezig om meer leerlinggericht te werken. Een individuele leraar kan hierin al veel doen. Enerzijds door oog te hebben voor de individuele leerling, anderzijds door in de manier van lesgeven rekening te houden met diversiteit.


Aandacht voor de individuele leerling

Met betrekking tot de individuele leerling is het belangrijk dat de leraar een basaal begrip van autisme, AD(H)D en hoogbegaafdheid heeft. Om de vertaalslag te kunnen maken naar wat een kind nodig heeft is algemene kennis niet voldoende maar is het nodig om het gedrag tot op zekere hoogte te kunnen verklaren.

De diversiteit binnen autisme, AD(H)D en hoogbegaafdheid is zo groot dat alleen oppervlakkige kennis geen eenduidige richtlijnen biedt: het ene kind met autisme kan niet tegen aanraking terwijl het andere kind met autisme zich juist buitengesloten voelt als de leraar andere kinderen schouderklopjes geeft, maar hem systematisch niet. Het ene kind met ADD heeft het nodig om het huiswerk heel systematisch te plannen, de ander loopt hier juist door vast.

De leraar hoeft (en kan) geen expert te zijn in al deze onderwerpen. Alleen algemene kennis van het gedrag is echter niet voldoende, het is belangrijk om te verklaren waar gedrag vandaan komt.


Rekening houden met de diversiteit binnen een groep

Een leraar die rekening houdt met diversiteit creëert een omgeving waarin ieder kind zelf kan halen wat hij of zij nodig heeft. Het kan immers niet de verantwoordelijkheid van de leraar zijn om het onderwijs af te stemmen op de voorkeuren van ieder individu. Een leraar kan ruimte bieden voor diversiteit voor bijvoorbeeld:

  • Duidelijk mondeling, visueel én met een voorbeeld instructies geven: opdat leerlingen voor wie één stijl van instructie niet goed overkomt (bijv. mondeling) de boodschap zich ook op een andere manier kunnen eigen maken.
  • Keuze aanbieden in werkvormen: waardoor leerlingen kunnen kiezen tussen bijvoorbeeld alleen werken, samenwerken of aanschuiven aan een instructietafel.
  • Goede antwoorden als voorbeeld gebruiken in plaats van foute antwoorden te benoemen: een omgeving creëren waarin leerlingen hun nek durven uit te steken en fouten durven te maken.
  • Variatie aanbieden in energetisch omgeving: voldoende gelegenheid bieden aan leerlingen om tijdens de les (of tussendoor) rond te lopen, te overleggen en te bewegen.
  • Keuze aanbieden in werktempo: toestaan dat kinderen naar behoefte vooruit werken (zonder dat er onderlinge druk ontstaat) of juist meer tijd nemen.

Door lesstof op meerdere manieren aan te bieden, leerlingen keuzes te bieden en waar nodig leerlingen te begeleiden bij het maken van die keuzes, kunnen zij in hogere mate zelf invulling geven aan hun leerbehoeften.


Ouder – Leerling – Leraar

Als leerling is het belangrijk om je leerbehoeften te kennen en er mee om te gaan. Vaak kunnen ouders helpen bij het bewust worden van die behoeften en kan een leraar helpen om er in de praktijk mee om te leren gaan.

Wil een kind een grotere mate van verantwoordelijkheid voor zijn eigen leren op zich nemen, dan is goed inzicht in zijn eigen leerbehoeften cruciaal. Niet ieder kind heeft dat inzicht in dezelfde mate. Vaak zijn de ouders dé experts van het gedrag van hun eigen kind. Wanneer je als leraar een kind wilt helpen om te gaan met de eigen leerbehoeften, dan kunnen de ouders een noodzakelijke bron van informatie zijn. Zeker als een kind autisme, AD(H)D of hoogbegaafdheid heeft.

Bij deze kennisdeling tussen leraar en ouder bestaat het risico dat de leraar vanuit een algemene kennis van autisme, AD(H)D of hoogbegaafdheid, tegenover de ouder komt te staan die een specifieke kennis heeft van wat het voor dat kind betekent. Om een brug te kunnen slaan tussen het algemene beeld en het individu is het belangrijk dat een leraar autisme, AD(H)D en hoogbegaafdheid begrijpt en een onderzoekende houding heeft.