Mensen krijgen voortdurend allerlei prikkels binnen. Om met deze grote hoeveelheid informatie om te gaan worden prikkels automatisch aan elkaar gekoppeld. De functie van deze koppeling is het sneller oproepen van informatie die ‘belangrijk’ is en het negeren van de minder belangrijke details.
Bij autisme is de automatische koppeling van informatie minder sterk aanwezig. Hierdoor is er minder aandacht voor ‘belangrijke’ informatie en meer aandacht voor losse prikkels en details. Autisme is een aangeboren manier van prikkelverwerking.
De hersenen koppelen altijd en overal informatie aan elkaar. Als je autisme hebt word je door je andere prikkelverwerking op allerlei manieren beïnvloed. Bijvoorbeeld:
Het feit dat je prikkels los van elkaar verwerkt en minder details negeert kost je bovendien méér tijd, energie en aandacht.
Het syndroom van Asperger, PDD-NOS en klassiek autisme zijn begrippen om verschillende verschijningsvormen van autisme te beschrijven. Alle verschijningsvormen samen worden ook wel het autistisch spectrum genoemd. Het onderscheid tussen deze ‘vormen’ wordt gebaseerd op basis van het gedrag dat de persoon met autisme laat zien. Wat altijd hetzelfde is bij autisme is de onderliggende manier van prikkelverwerking.
Bij het stellen van een diagnose is het in de praktijk erg lastig om onderscheid te maken tussen verschillende vormen. Door de enorme verscheidenheid binnen iedere ‘vorm’ lopen klassiek autisme, het syndroom van Asperger en PDD-NOS als het ware in elkaar over. Bij het stellen van nieuwe diagnoses (volgens de DSM 5) wordt er alleen nog gesproken over autisme, of over het autistisch spectrum. Gewoon autisme dus. Uiteraard kan autisme samen gaan met een lage, gemiddelde of hoge intelligentie. Het kan gaan om mensen bij wie het autisme heel zichtbaar of haast onzichtbaar is.
Met autisme ervaar je de wereld wezenlijk anders. Ook heb je, doordat prikkels niet automatisch gekoppeld worden, een behoefte om je wereld op een andere manier te structureren. Prikkelverwerking kost je bovendien meer energie waardoor je minder aandacht te verdelen hebt. Dit alles kan zich uiten in ander gedrag. Bijvoorbeeld:
Doordat je aandacht uitgaat naar ieder detail, geluid en woord en je de bedoelingen van anderen soms niet of vertraagd opmerkt, kunnen onverwerkte prikkels zich opstapelen. Er ontstaat een filevorming van prikkels in de hersenen: overprikkeling.
Overprikkeling is een situatie die onveilig voelt doordat je geen controle of overzicht meer hebt. Mensen reageren hier meestal op vanuit hun instinct door te vechten, te vluchten of te verstijven. Dit kan tot specifiek gedrag leiden. Bijvoorbeeld:
Gedrag dat volgt uit overprikkeling kan in principe iedereen vertonen. Iedereen is wel eens overprikkeld. Overprikkeling is op zichzelf niet typerend voor autisme. De manier waarop het tot stand komt (en de frequentie waarmee het gebeurt) is dat wel.